Gepost door: Johan van Veen | 27 augustus 2010

Festival Oude Muziek Utrecht – vrijdag 27 augustus

Het jaarlijkse Festival Oude Muziek is weer begonnen. De 29e editie is gewijd aan Franse muziek ten tijde van Lodewijk XIV. Dat is, zoals festivaldirecteur Xavier Vandamme in zijn woord vooraf in het programmaboek terecht opmerkt, een mer à boire. Er is onder Lodewijks regering zoveel gecomponeerd dat er voldoende materiaal is om vele festivals mee te vullen. Natuurlijk wordt muziek uitgevoerd die al genoegzaam bekend is, maar er is ook in de Franse barok nog veel te ontdekken.

In zijn welkomstwoord voorafgaand aan het openingsconcert merkte Vandamme op dat de Franse barokmuziek nog niet de aandacht heeft gekregen die ze verdient. Dat lijkt me wat overdreven. In de jaren dat ik CDs recenseer zijn al heel wat opnamen van Franse barokmuziek voorbij gekomen. Wel kun je zeggen dat de aandacht wat te eenzijdig is en dat nogal eens bekend repertoire voor de zoveelste keer wordt uitgevoerd en opgenomen. Maar dat is een algemeen bekend verschijnsel dat zich ook in andere sectoren van het muziekleven – en daar waarschijnlijk in nog sterkere mate – voordoet.

Niet alleen is er genoeg repertoire dat op ontdekking wacht, ook ten aanzien van de uitvoeringspraktijk is er het één en ander te ontdekken. Een festival als dit is bij uitstek de gelegenheid de liefhebbers daarmee te confronteren. Wat dat betreft was het openingsconcert direct een voltreffer. Onder de titel La belle danse bracht Skip Sempé met zijn ensemble Capriccio Stravagante een programma met Franse orkestmuziek, zoals dat werd gespeeld door de 24 Violons du Roy, het elite-ensemble van Lodewijk XIV. Het bijzondere was hierbij dat gebruik gemaakt werd van instrumenten die enkele jaren geleden gereconstrueerd zijn en vooral van belang zijn voor de uitvoering van de drie middenstemmen – tussen viool en basse de violon – in de partituren van Jean-Baptiste Lully en door hem beïnvloede componisten. Het concert maakte duidelijk dat het gebruik van deze instrumenten – haute-contre de violon, taille de violon en quinte de violon – een merkbare invloed heeft op het totale klankbeeld. Dat wint aanzienlijk aan diepte doordat de middenstemmen meer gewicht krijgen.

Sempé en zijn collega’s zorgden voor een boeiend concert, niet alleen door de gebruikte instrumenten, maar ook door de keuze van het repertoire en de contrastrijke en theatrale manier waarop dit werd uitgevoerd. Muziek van Lully en zijn leerling Marin Marais – vooral als componist van muziek voor de gamba bekend, maar ook de auteur van de opera Alcyone – vormde het hoofdbestanddeel van het programma, maar ook de internationaal georiënteerde Georg Muffat kwam aan bod. Enigszins merkwaardig was wel de ‘proloog’, waarin muziek van William Brade, François Caroubel in de bewerking van Michael Praetorius en Luigi Rossi klonk. Of de muziek van Brade ooit met het Franse instrumentarium heeft geklonken mag betwijfeld worden, maar zijn consortmuziek is zeker niet bedoeld om door 24 violons gespeeld te worden. (Met de term 24 violons worden overigens niet specifiek violen maar meer in het algemeen strijkinstrumenten bedoeld.) Hetzelfde geldt eigenlijk voor de bewerkingen van Praetorius.

Tussen de instrumentale stukken klonken nog enkele vocale werken, fragmenten uit opera’s van Lully. Solisten waren Judith van Wanroy (sopraan), Benjamin Alunni (bariton) en Alain Buet (bas). Eerstgenoemde vond ik wat te scherp en in de terzetten met de twee andere solisten te dominant. Problematisch zijn zulke uittreksels ook omdat ze veel van hun effect verliezen wanneer ze uit hun context worden gelicht.

Maar dat zijn slechts enkele kanttekeningen bij een concert dat kan worden beschouwd als de ideale smaakmaker voor de ongetwijfeld vele mooie concerten die nog zullen volgen.


Plaats een reactie

Categorieën